1. Inleiding: Ultra-bewerkt Voedsel en Gezondheid – Een Kritische Analyse
In de afgelopen vijftien jaar heeft het concept ‘ultra-bewerkt voedsel’ (UPF) een opmerkelijke evolutie doorgemaakt: van een relatief obscuur classificatiesysteem ontwikkeld door Braziliaanse voedingswetenschappers tot een centraal onderwerp in het mondiale debat over voeding en gezondheid. De term, afkomstig uit het NOVA-classificatiesysteem dat in 2009 werd geïntroduceerd door Carlos Monteiro en collega’s aan de Universiteit van São Paulo, categoriseert voedingsmiddelen primair op basis van hun bewerkingsgraad in plaats van hun nutriëntensamenstelling. Deze paradigmaverschuiving in de voedingswetenschap heeft geleid tot een explosie aan onderzoek, met meer dan duizend wetenschappelijke publicaties in het afgelopen decennium die de relatie tussen UPF-consumptie en gezondheidsuitkomsten onderzoeken.
Ultra-bewerkte voedingsmiddelen worden binnen het NOVA-systeem gedefinieerd als “industriële formuleringen die voornamelijk bestaan uit stoffen die zijn geëxtraheerd uit voedingsmiddelen (zoals oliën, vetten, suiker, zetmeel en eiwitten), afgeleide stoffen van voedselbestanddelen (zoals gehydrogeneerde vetten en gemodificeerd zetmeel), of stoffen die in laboratoria worden gesynthetiseerd op basis van organisch materiaal (zoals smaakstoffen, kleurstoffen en diverse voedseladditieven die worden gebruikt om het product aantrekkelijk te maken).” Deze categorie omvat een breed scala aan alledaagse producten: van frisdranken, snoep en verpakte snacks tot kant-en-klare maaltijden, ontbijtgranen en veel broodsoorten.
De wereldwijde consumptie van UPF is de afgelopen decennia dramatisch toegenomen. Recente analyses van wereldwijde verkoopgegevens en consumptiepatronen wijzen op een verschuiving naar een steeds meer ultra-bewerkt mondiaal dieet, hoewel er aanzienlijke verschillen bestaan binnen en tussen landen en regio’s. In hoogontwikkelde landen zoals Australië en de Verenigde Staten komt 42% tot 58% van de dagelijkse energie-inname uit UPF, terwijl dit in landen als Italië en Zuid-Korea slechts 10% tot 25% bedraagt. In landen met een gemiddeld inkomen zoals Colombia en Mexico varieert dit van 16% tot 30% van de totale energie-inname. Opvallend is dat de beschikbaarheid en variëteit van ultra-bewerkte producten in de afgelopen decennia substantieel en snel is toegenomen in landen met diverse economische ontwikkelingsniveaus, maar vooral in veel dichtbevolkte landen met een laag en middeninkomen.
De wetenschappelijke belangstelling voor UPF is niet alleen academisch van aard. Een groeiend aantal epidemiologische studies en enkele gecontroleerde experimenten suggereren dat een hoge consumptie van UPF geassocieerd is met een verhoogd risico op diverse chronische aandoeningen, waaronder obesitas, type 2 diabetes, hart- en vaatziekten, bepaalde vormen van kanker en zelfs depressie. De recente umbrella review gepubliceerd in het British Medical Journal (Lane et al., 2024) vond overtuigend bewijs voor associaties tussen UPF-consumptie en cardiovasculaire sterfte, type 2 diabetes en diverse mentale gezondheidsproblemen, evenals sterk suggestief bewijs voor verbanden met totale mortaliteit, obesitas en andere gezondheidsuitkomsten.
Tegelijkertijd is het wetenschappelijke debat over UPF niet vrij van controverse en nuance. Critici wijzen op methodologische beperkingen van observationele studies, mogelijke verstorende factoren, en de heterogeniteit binnen de UPF-categorie. Niet alle ultra-bewerkte voedingsmiddelen hebben dezelfde voedingsprofielen of gezondheidseffecten, en sommige producten die als UPF worden geclassificeerd worden paradoxaal genoeg gepromoot als ‘gezonde’ keuzes, zoals bepaalde plantaardige vleesvervangers, biologische producten of met micronutriënten verrijkte voedingsmiddelen.
Het baanbrekende onderzoek van Kevin Hall en collega’s aan de Amerikaanse National Institutes of Health heeft belangrijke experimentele inzichten opgeleverd in de mechanismen achter de associatie tussen UPF en overgewicht. Hun gecontroleerde voedingsstudie uit 2019 toonde aan dat deelnemers die een ultra-bewerkt dieet volgden gemiddeld 500 calorieën meer per dag consumeerden dan wanneer ze een niet-bewerkt dieet volgden, ondanks dat beide diëten waren afgestemd op calorieën, energiedichtheid, macronutriënten, suiker, zout en vezelgehalte. Dit leidde tot een gewichtstoename van bijna een kilogram in slechts twee weken. Recenter onderzoek van dezelfde groep nuanceert deze bevindingen echter, door aan te tonen dat wanneer zowel de energiedichtheid als de hyperpalatabiliteit (de aanwezigheid van combinaties van vet, zout en suiker die de smaak versterken) van UPF worden verminderd, de overmatige calorie-inname aanzienlijk kan worden beperkt.
De mechanismen waardoor UPF de gezondheid kan beïnvloeden gaan verder dan alleen de bekende effecten van hoge gehaltes aan zout, suiker en verzadigd vet. Onderzoekers wijzen op de rol van voedseladditieven, verpakkingschemicaliën, veranderingen in de voedselmatrix en textuur, effecten op het darmmicrobioom en ontstekingsprocessen. Anthony Fardet (2024) benadrukt het belang van een holistische benadering van ultra-processing, waarbij niet alleen naar individuele ingrediënten wordt gekeken, maar naar de voedselmatrix als geheel, voedingspatronen, voedselsystemen en voedselscoring.
In dit artikel streven we naar een kritische, genuanceerde analyse van de wetenschappelijke bewijslast rond UPF en gezondheid. We zullen de definitie en classificatie van UPF onderzoeken, het epidemiologische en experimentele bewijs voor gezondheidseffecten evalueren, de mogelijke mechanismen achter deze effecten verkennen, en belangrijke nuances en kritische kanttekeningen belichten. Daarbij vermijden we dogmatische standpunten en erkennen we de complexiteit van het onderwerp, met als doel een gebalanceerd wetenschappelijk perspectief te bieden op een voedingskwestie die steeds meer aandacht krijgt in zowel wetenschappelijke als maatschappelijke debatten.
2. Definitie en Classificatie van UPF: Een Noodzakelijke Nuancering
Het NOVA-classificatiesysteem, ontwikkeld door Monteiro en collega’s, heeft onmiskenbaar een cruciale rol gespeeld in het vestigen van de aandacht op de bewerkingsgraad van voedsel als een belangrijke determinant van gezondheid. In tegenstelling tot traditionele voedingsrichtlijnen die zich voornamelijk concentreren op de nutriëntensamenstelling (zoals de hoeveelheid vet, suiker, zout en vezels), legt NOVA de nadruk op de aard, het doel en de intensiteit van de industriële processen die voedingsmiddelen ondergaan. Het systeem verdeelt voedsel in vier categorieën:
- Groep 1: Onbewerkte of minimaal bewerkte voedingsmiddelen: Dit zijn voedingsmiddelen in hun natuurlijke of bijna natuurlijke staat, zoals vers fruit, groenten, granen, peulvruchten, noten, zaden, vlees, vis, eieren en melk. Minimale bewerkingen zoals drogen, malen, pasteuriseren of invriezen zijn toegestaan, zolang ze de nutritionele eigenschappen van het voedsel niet fundamenteel veranderen.
- Groep 2: Bewerkte culinaire ingrediënten: Dit zijn stoffen die rechtstreeks uit voedingsmiddelen van groep 1 worden geëxtraheerd of verkregen door processen zoals persen, raffineren, malen of drogen. Voorbeelden zijn oliën, boter, suiker, zout en azijn. Ze worden doorgaans niet op zichzelf geconsumeerd, maar gebruikt bij de bereiding van gerechten uit groep 1.
- Groep 3: Bewerkte voedingsmiddelen: Dit zijn relatief eenvoudige producten die worden gemaakt door ingrediënten uit groep 2 toe te voegen aan voedingsmiddelen uit groep 1. De bewerkingen zijn bedoeld om de duurzaamheid te verhogen of de sensorische kwaliteiten te verbeteren. Voorbeelden zijn ingeblikte groenten en fruit, gezouten noten, gerookt vlees, kaas en versgebakken brood.
- Groep 4: Ultra-bewerkte voedingsmiddelen (UPF): Dit is de meest controversiële categorie. UPF zijn industriële formuleringen die doorgaans vijf of meer ingrediënten bevatten. Deze ingrediënten omvatten vaak stoffen die niet of nauwelijks in de thuiskeuken worden gebruikt, zoals gehydrolyseerde eiwitten, gemodificeerd zetmeel, en diverse additieven (kleurstoffen, smaakstoffen, emulgatoren, zoetstoffen, verdikkingsmiddelen). De processen die worden gebruikt om UPF te produceren zijn vaak complex en omvatten technieken zoals extrusie, hydrogenatie en pre-frituren. Het doel is het creëren van zeer smakelijke, goedkope, lang houdbare en gebruiksklare producten.
Anthony Fardet (2024) verfijnt de definitie van UPF door te wijzen op de aanwezigheid van ten minste één ‘marker van ultra-processing’ (MUP). Deze MUPs zijn: (1) cosmetische additieven, (2) aroma’s, (3) sommige sterk bewerkte koolhydraten, eiwitten, vetten en/of vezels (zoals geïsoleerde eiwitten, inuline, maltodextrine), en (4) drastische processen die direct op voedsel worden toegepast, zoals extrusiekoken of poffen. Het kernparadigma van UPF is volgens Fardet de extreme degradatie van de oorspronkelijke voedselmatrix en de daaropvolgende ‘artificialisatie’ van de matrix. Dit betekent dat de natuurlijke structuur van de ingrediënten verloren gaat en wordt vervangen door een kunstmatig gecreëerde structuur.
Een kritische kanttekening bij de NOVA-classificatie is de breedte en heterogeniteit van de UPF-categorie. Zoals Kesaite et al. (2025) aantonen in hun analyse van de Britse National Diet and Nutrition Survey, is er weliswaar een aanzienlijke overlap tussen UPF en voedsel dat rijk is aan vet, zout of suiker (HFSS), maar deze is niet volledig. In het VK vormen UPF en HFSS-voedingsmiddelen samen meer dan de helft van alle geconsumeerde calorieën. Het Britse Nutrient Profiling Model (NPM), dat wordt gebruikt om HFSS-voedsel te identificeren, vangt echter slechts ongeveer de helft van de voedingsmiddelen die als UPF worden geclassificeerd. Dit impliceert dat een aanzienlijk deel van de UPF-consumptie niet noodzakelijkerwijs hoog is in de traditioneel als ongezond beschouwde nutriënten. Voorbeelden zijn sommige ontbijtgranen, magere yoghurts met zoetstoffen, of bepaalde soorten industrieel brood die weliswaar ultra-bewerkt zijn, maar niet per se een ongunstig nutriëntenprofiel hebben volgens de HFSS-criteria. Dit onderstreept de noodzaak om verder te kijken dan alleen de macronutriëntensamenstelling.
Fardet (2024) waarschuwt ook dat UPF meer omvat dan alleen de typische ‘junkfood’. Veel geïndustrialiseerde voedingsmiddelen die ten onrechte als gezond worden gepresenteerd, vallen onder de UPF-definitie. Denk hierbij aan bepaalde vleesvervangers op basis van sterk bewerkte plantaardige eiwitten, biologische kant-en-klaarmaaltijden, veganistische producten met een lange ingrediëntenlijst vol additieven, glutenvrije producten die sterk bewerkte zetmelen bevatten, en met micronutriënten verrijkte ‘light’ producten. Fardet noemt deze categorie treffend ‘hoogwaardige junkfood’, omdat ze weliswaar bepaalde gezondheidsclaims dragen, maar fundamenteel lijden aan de nadelen van extreme bewerking en matrixdegradatie.
De discussie over de definitie en classificatie van UPF is dus essentieel. Hoewel het NOVA-systeem een waardevol kader biedt, is het belangrijk de inherente heterogeniteit van de UPF-categorie te erkennen en kritisch te blijven op de toepassing ervan. Een te simplistische interpretatie kan leiden tot onterechte veralgemeningen en het over het hoofd zien van belangrijke nuances in de relatie tussen voedselbewerking en gezondheid.
3. Epidemiologisch Bewijs voor Gezondheidseffecten: Overtuigend maar Niet Zonder Nuance
De afgelopen jaren heeft een groeiend aantal epidemiologische studies de associatie tussen UPF-consumptie en diverse gezondheidsuitkomsten onderzocht. De meest omvattende synthese van dit bewijs tot nu toe is de umbrella review gepubliceerd in het British Medical Journal door Lane et al. (2024). Deze systematische analyse van 45 unieke gepoolde analyses, met in totaal bijna 10 miljoen deelnemers, biedt een ongekend overzicht van de huidige stand van de wetenschap.
Sterkte van het Epidemiologisch Bewijs
De bevindingen van Lane et al. zijn opmerkelijk consistent: van de 45 geanalyseerde gezondheidsparameters werden er bij 32 (71%) directe associaties gevonden met UPF-consumptie. Deze associaties omvatten een breed spectrum aan gezondheidsuitkomsten, waaronder mortaliteit, kanker, en aandoeningen gerelateerd aan mentale, respiratoire, cardiovasculaire, gastro-intestinale en metabole gezondheid.
Volgens de vooraf gespecificeerde criteria voor bewijsclassificatie werd het bewijs voor vier associaties als “overtuigend” (klasse I) beoordeeld:
- Cardiovasculaire sterfte: Een risicoratio van 1,50 (95% betrouwbaarheidsinterval 1,37-1,63) bij vergelijking van de hoogste versus laagste UPF-consumptie.
- Type 2 diabetes: Een dosis-respons risicoratio van 1,12 (95% BI 1,11-1,13) per 10% toename in energie-inname uit UPF.
- Angstuitkomsten: Een odds ratio van 1,48 (95% BI 1,37-1,59).
- Gecombineerde psychische aandoeningen: Een odds ratio van 1,53 (95% BI 1,43-1,63).
Daarnaast werd het bewijs voor zeven andere associaties als “sterk suggestief” (klasse II) beoordeeld:
- Totale mortaliteit: Een risicoratio van 1,21 (95% BI 1,15-1,27).
- Hartziekte-gerelateerde sterfte: Een hazard ratio van 1,66 (95% BI 1,51-1,84).
- Type 2 diabetes (categorische vergelijking): Een odds ratio van 1,40 (95% BI 1,23-1,59).
- Depressieve uitkomsten: Een hazard ratio van 1,22 (95% BI 1,16-1,28).
- Slaapproblemen: Een odds ratio van 1,41 (95% BI 1,24-1,61).
- Piepende ademhaling: Een risicoratio van 1,40 (95% BI 1,27-1,55).
- Obesitas: Een odds ratio van 1,55 (95% BI 1,36-1,77).
Bijzonder overtuigend is het bestaan van dosis-respons relaties voor verschillende uitkomsten, waarbij elke 10% toename in het aandeel UPF in het dieet geassocieerd is met een incrementeel hoger risico op nadelige gezondheidseffecten. Dit patroon is vooral evident voor type 2 diabetes, cardiovasculaire aandoeningen en totale mortaliteit, wat een potentieel causaal verband verder ondersteunt.
Methodologische Beperkingen en Nuances
Ondanks de consistentie en sterkte van deze associaties is het belangrijk om de methodologische beperkingen van het epidemiologische bewijs te erkennen. Lane et al. beoordelen de kwaliteit van het bewijs volgens het GRADE-raamwerk (Grading of Recommendations, Assessment, Development, and Evaluations) als “laag” voor 22 gepoolde analyses en als “zeer laag” voor 19 analyses. Slechts vier analyses werden als “matige” kwaliteit beoordeeld, en geen enkele als “hoge” kwaliteit.
Deze relatief lage kwaliteitsbeoordelingen weerspiegelen inherente beperkingen van observationele studies:
- Residuele confounding: UPF-consumptie is geassocieerd met diverse socio-economische, demografische en leefstijlfactoren die onafhankelijk van elkaar gezondheidsuitkomsten kunnen beïnvloeden. Hoewel de meeste studies corrigeren voor meerdere potentiële confounders, kunnen niet-gemeten of onvolmaakt gemeten factoren de associaties nog steeds vertekenen.
- Meetfouten in blootstelling: De beoordeling en classificatie van UPF-consumptie varieert tussen studies, wat meetfouten kan introduceren. De meeste studies zijn afhankelijk van zelfgerapporteerde voedingsgegevens, die onderhevig zijn aan recall bias en sociale wenselijkheid. Bovendien kan de toepassing van het NOVA-classificatiesysteem verschillen tussen studies, vooral voor grensgevallen of gemengde gerechten.
- Reverse causation: Vooral voor mentale gezondheidsuitkomsten kan omgekeerde causaliteit niet volledig worden uitgesloten. Hoewel prospectieve designs met uitsluiting van baseline gevallen dit probleem helpen verminderen, kunnen subklinische aandoeningen of prodromale symptomen de voedingskeuzes beïnvloeden vóór een formele diagnose.
- Publicatiebias: Positieve bevindingen hebben een grotere kans om gepubliceerd te worden dan nulresultaten. Lane et al. beoordeelden publicatiebias waar mogelijk, maar voor sommige uitkomsten was het aantal studies te beperkt voor formele toetsing.
- Heterogeniteit in studiepopulaties en -designs: De geanalyseerde studies omvatten diverse populaties, follow-up periodes en uitkomstdefinities, wat de vergelijkbaarheid kan beperken.
Een andere belangrijke nuance is dat de sterkte van associaties varieert tussen verschillende typen UPF en verschillende gezondheidsuitkomsten. Niet alle UPF-categorieën dragen evenveel bij aan gezondheidsrisico’s. Bijvoorbeeld, in de studie van Srour et al. (2019) naar UPF en cardiovasculaire ziekte in het Franse NutriNet-Santé cohort, waren de associaties sterker voor bepaalde UPF-categorieën zoals suikerhoudende dranken en bewerkt vlees dan voor andere categorieën.
Biologische Plausibiliteit en Consistentie
Ondanks deze beperkingen wordt de geloofwaardigheid van de epidemiologische associaties versterkt door hun biologische plausibiliteit en consistentie. De associaties tussen UPF en diverse gezondheidsuitkomsten zijn consistent waargenomen in verschillende populaties, studieopzetten en geografische regio’s. Bovendien sluiten de waargenomen associaties aan bij bekende biologische mechanismen, zoals effecten op energiebalans, glycemische respons, darmgezondheid en ontstekingsprocessen.
De consistentie van bevindingen over diverse populaties, studieopzetten en uitkomstmaten versterkt het vertrouwen in de validiteit van deze associaties. Hoewel methodologische beperkingen bestaan, vooral voor observationele studies, ondersteunt het algehele bewijs een significant verband tussen UPF-consumptie en nadelige gezondheidsuitkomsten.
Het is echter belangrijk om te benadrukken dat associatie niet noodzakelijk causaliteit impliceert. Om causale verbanden definitief vast te stellen, zijn gerandomiseerde gecontroleerde trials (RCT’s) nodig. Helaas zijn langdurige RCT’s naar voedingspatronen logistiek uitdagend en ethisch problematisch. De beschikbare experimentele gegevens, hoewel beperkt, bieden echter aanvullend bewijs dat de epidemiologische bevindingen ondersteunt, zoals we in de volgende sectie zullen bespreken.
4. Experimenteel Bewijs uit Gecontroleerde Studies: Causaliteit en Mechanismen
Hoewel epidemiologische studies waardevolle inzichten bieden in associaties tussen UPF-consumptie en gezondheidsuitkomsten, kunnen alleen gecontroleerde experimenten causale verbanden definitief vaststellen. Op dit gebied heeft het werk van Kevin Hall en collega’s aan de Amerikaanse National Institutes of Health (NIH) baanbrekende inzichten opgeleverd.
Hall’s Landmark Studie uit 2019
De eerste gerandomiseerde gecontroleerde trial (RCT) die specifiek de effecten van UPF onderzocht, werd in 2019 gepubliceerd in Cell Metabolism. In deze inpatient crossover-studie werden 20 gewichtsstabiele volwassenen gerandomiseerd naar ofwel een ultra-bewerkt of een onbewerkt dieet gedurende twee weken, onmiddellijk gevolgd door het alternatieve dieet voor nog eens twee weken. Cruciaal is dat beide diëten waren afgestemd op aangeboden calorieën, energiedichtheid, macronutriënten, suiker, natrium en vezelgehalte. Deelnemers werden geïnstrueerd om zoveel of zo weinig te eten als ze wilden (ad libitum).
De resultaten waren opmerkelijk: deelnemers consumeerden significant meer calorieën tijdens de UPF-dieetfase (508 ± 106 kcal/dag; p = 0,0001), met verhoogde consumptie van koolhydraten (280 ± 54 kcal/dag; p < 0,0001) en vet (230 ± 53 kcal/dag; p = 0,0004), maar niet van eiwit (-2 ± 12 kcal/dag; p = 0,85). Deze overmatige energie-inname leidde tot gewichtstoename tijdens de UPF-dieetfase (0,9 ± 0,3 kg; p = 0,009) en gewichtsverlies tijdens de onbewerkte dieetfase (0,9 ± 0,3 kg; p = 0,007). De gewichtsveranderingen waren sterk gecorreleerd met energie-inname (r = 0,8, p < 0,0001).
De studie vond ook dat deelnemers UPF-maaltijden in een hoger tempo consumeerden (ongeveer 17 kcal/min sneller; p = 0,0007), wat suggereert dat verschillen in eetsnelheid kunnen bijdragen aan verhoogde energie-inname. Bovendien waren de niveaus van het eetlustremmende hormoon PYY lager tijdens de UPF-dieetfase, terwijl de niveaus van het hongerhormoon ghreline een grotere daling vertoonden na onbewerkte maaltijden.
Deze studie leverde het eerste directe experimentele bewijs van een causaal verband tussen UPF-consumptie en positieve energiebalans, wat suggereert dat er mechanismen bestaan die verder gaan dan alleen de nutritionele samenstelling. De gecontroleerde omgeving en het crossover-design versterken de interne validiteit van deze bevindingen aanzienlijk.
Hall’s Nieuwste Onderzoek: Energiedichtheid versus Hyperpalatabiliteit
Hoewel de studie uit 2019 een duidelijk verband aantoonde tussen UPF-consumptie en verhoogde energie-inname, bleven de precieze mechanismen grotendeels speculatief. Hall’s nieuwe, lopende gecontroleerde voedingsstudie is ontworpen om deze mechanismen nader te onderzoeken door specifieke eigenschappen van de aan deelnemers geserveerde voedingsmiddelen te manipuleren.
Hyperpalatabiliteit verwijst naar de eigenschap van voedsel dat het buitengewoon smakelijk of aantrekkelijk is voor de smaakpapillen, vaak tot het punt dat het moeilijk is om de consumptie ervan te beperken.
In de context van ultra-bewerkt voedsel (UPF) wordt hyperpalatabiliteit bereikt door specifieke combinaties van:
- Vet: Geeft een romige textuur en mondgevoel
- Suiker: Zorgt voor zoetheid en beloningsgevoel
- Zout: Versterkt smaken en kan verslavend werken
- Smaakversterkers: Zoals MSG (mononatriumglutamaat) die de smaakintensiteit verhogen
Deze combinaties zijn vaak zorgvuldig ontworpen om een “bliss point” te bereiken – het optimale niveau van smaakplezier dat consumptie stimuleert. Hyperpalatabiliteit wordt in verband gebracht met overmatige voedselinname omdat het de natuurlijke verzadigingsmechanismen kan omzeilen en kan leiden tot “passieve overconsumptie” – meer eten dan nodig zonder dat men zich daar volledig van bewust is.
In Kevin Hall’s onderzoek, dat in het artikel wordt besproken, werd hyperpalatabiliteit geïdentificeerd als een van de factoren (naast energiedichtheid) die bijdragen aan de verhoogde calorie-inname bij UPF-consumptie.
Vergelijkbaar met de studie uit 2019 heeft het lopende onderzoek de vorm van een gerandomiseerde, crossover voedingsstudie uitgevoerd onder strikt gecontroleerde omstandigheden in het NIH Clinical Center. Elke deelnemer volgt vier verschillende diëten gedurende één week elk, waarbij alle voedsel wordt bereid en gemeten om precieze monitoring van calorie-inname, lichaamsgewicht en metabole responsen te garanderen. De geteste diëten zijn:
- Minimaal bewerkt (0% UPF), lage energiedichtheid (0,99 kcal per gram), lage hyperpalatabiliteit
- Ultra-bewerkt (88% van energie uit UPF), hoge energiedichtheid (1,95 kcal per gram), hoge hyperpalatabiliteit (nauw aansluitend bij de meest voorkomende UPF-diëten)
- Ultra-bewerkt (80% van energie), hoge energiedichtheid (1,9 kcal per gram), lage hyperpalatabiliteit
- Ultra-bewerkt (81% van energie), lage energiedichtheid (1,01 kcal per gram), lage hyperpalatabiliteit
Koolhydraat-, vet-, natrium-, vezel- en suikergehalte zijn in elk dieet vrijwel identiek – en in tegenstelling tot de studie uit 2019 werd ook het eiwitgehalte gestandaardiseerd op 18-20% van de energie-inname voor elk dieet. Deelnemers worden geïnstrueerd om te eten tot ze comfortabel vol zijn, zonder specifieke caloriedoelen, en de hoeveelheid geconsumeerd voedsel wordt gemeten om de ad libitum calorie-inname te bepalen.
Voorlopige resultaten van de eerste helft van de studiedeelnemers suggereren dat zowel energiedichtheid als hyperpalatabiliteit de calorie-inname significant beïnvloeden, waarbij energiedichtheid in het bijzonder een significant verschil veroorzaakt. Deelnemers die het UPF-dieet met hoge energiedichtheid en hoge hyperpalatabiliteit consumeerden, namen ongeveer 1.000 calorieën meer per dag in dan degenen op het minimaal bewerkte dieet – tweemaal het verschil dat tijdens de vorige studie werd gevonden.
Daarentegen consumeerden degenen die het gereformuleerde UPF-dieet volgden, waarbij zowel energiedichtheid als hyperpalatabiliteit werden verlaagd, slechts 170 extra calorieën vergeleken met de minimaal bewerkte groep. Het dieet met hoge energiedichtheid maar lage hyperpalatabiliteit resulteerde in 800 extra calorieën per dag vergeleken met het minimaal bewerkte dieet. Dit suggereert dat overmatige calorie-consumptie nauwer verbonden kan zijn met deze specifieke voedseleigenschappen – en energiedichtheid in het bijzonder – dan met ultra-bewerking alleen.
Een fascinerende observatie was dat gewichtstoename werd waargenomen tijdens de consumptie van de twee UPF-diëten met hoge energiedichtheid (1 kg in een week voor het hoog-hoog dieet, en iets minder voor het hoog-laag dieet), terwijl het minimaal bewerkte dieet en het UPF-dieet met lage dichtheid en lage hyperpalatabiliteit beide leidden tot gewichtsverlies van ongeveer 0,5 kg in een week. Dit bracht Hall tot de conclusie dat “gewichtstoename geen noodzakelijk onderdeel is van een sterk ultra-bewerkt dieet.”
Bij nadere analyse bleek echter dat alleen de minimaal bewerkte dieetgroep lichaamsvet verloor, terwijl het UPF-gewichtsverlies afkomstig was van vetvrije massa. Hall suggereerde dat “dit erop wijst dat er iets gaande is met de verteerbaarheid en… energieverdeling in het lichaam,” maar benadrukte dat deze resultaten voorlopig zijn en het onderzoek nog loopt.
Het RESTRUCTURE Project: Textuur en Eetsnelheid
Terwijl Hall’s onderzoek zich richt op volledige diëten, onderzoekt het RESTRUCTURE-project, geleid door Ciaran Forde aan Wageningen University, de relatie tussen voedselstructuur en calorie-inname door een meer gerichte lens. De afgelopen vier jaar hebben studies geprobeerd preciezere gegevens te verkrijgen over hoe UPF het lichaamsgewicht en de algehele metabole gezondheid kan beïnvloeden. Een recente studie uit het project onderzocht brood, een basisvoedsel dat vaak snel wordt geconsumeerd, om te beoordelen hoe variaties in textuur de eetsnelheid en, bij uitbreiding, de calorie-consumptie beïnvloeden.
De studie, getiteld “The eating rate of bread predicted from its sensory texture and physical properties,” omvatte 36 deelnemers die negen commercieel verkrijgbare broodsoorten consumeerden, variërend van volkoren broodplakken en ciabatta tot zachte witte broodjes en croissants. Elk broodmonster werd getest onder strikt gecontroleerde omstandigheden, waarbij eetsnelheden werden gemeten met video-opnamen, terwijl zowel sensorische textuur als objectieve fysieke metingen van kruimhardheid, korstcohesie en vochtgehalte werden beoordeeld.
De studie vond dat de textuur van brood de snelheid waarmee deelnemers aten significant beïnvloedde. Het ‘langzaamste’ broodtype, een volkoren broodplak, werd 40% langzamer geconsumeerd dan het snelste, een zacht wit broodje. Zachtere, meer kleverige broodsoorten werden sneller geconsumeerd, terwijl broodsoorten met grotere hardheid en droogheid de eetsnelheid vertraagden door verhoogde kauwactiviteit en oro-sensorische blootstelling.
De onderzoekers concluderen dat aangezien “door textuur veroorzaakte verminderingen van de eetsnelheid met 20% kunnen leiden tot een vermindering van 10-15% in ad libitum energie-inname… het overstappen naar broodsoorten met lage eetsnelheden een effectieve strategie zou kunnen zijn om de energie-inname te modificeren.”
Kritische Evaluatie van het Experimentele Bewijs
Hoewel deze experimentele studies waardevolle inzichten bieden in de causale mechanismen achter UPF-consumptie en overmatige energie-inname, is het belangrijk om enkele beperkingen te erkennen:
- Generaliseerbaarheid: De gecontroleerde omgeving van deze studies, hoewel essentieel voor het isoleren van causale effecten, verschilt aanzienlijk van real-world eetgedrag. De deelnemers aan Hall’s studies waren bijvoorbeeld beperkt in hun voedselkeuzes en aten in een klinische setting, wat hun gedrag kan hebben beïnvloed.
- Steekproefgrootte en -diversiteit: De steekproefgroottes in deze studies zijn relatief klein (20 deelnemers in Hall’s 2019 studie, 36 in de RESTRUCTURE broodstudie), wat de statistische power beperkt. Bovendien zijn de deelnemerspopulaties mogelijk niet representatief voor de algemene bevolking.
- Korte duur: De experimentele periodes zijn kort (twee weken per dieetfase in Hall’s 2019 studie, één week in zijn nieuwste studie), wat vragen oproept over de langetermijneffecten en adaptatie.
- Focus op energiebalans: De primaire uitkomsten zijn gericht op energie-inname en gewichtsverandering, terwijl andere gezondheidsuitkomsten die in epidemiologische studies worden geassocieerd met UPF (zoals ontstekingsmarkers, darmmicrobioom, of cardiovasculaire risicofactoren) minder aandacht krijgen.
Ondanks deze beperkingen bieden de experimentele studies cruciale causale ondersteuning voor de associaties die in epidemiologische studies worden waargenomen. Ze suggereren dat UPF-consumptie inderdaad kan leiden tot overmatige energie-inname en gewichtstoename, maar nuanceren ook dit verband door te wijzen op specifieke eigenschappen zoals energiedichtheid, hyperpalatabiliteit en textuur als belangrijke mediatoren.
Hall’s nieuwste bevindingen zijn bijzonder belangrijk omdat ze suggereren dat niet alle UPF inherent problematisch is voor energiebalans. Door energiedichtheid en hyperpalatabiliteit te verminderen, kan de neiging tot overconsumptie worden beperkt, zelfs bij diëten die voor meer dan 80% uit UPF bestaan. Dit opent mogelijkheden voor productreformulering als een potentiële strategie om de nadelige effecten van UPF te verminderen, hoewel het belangrijk is op te merken dat andere gezondheidseffecten mogelijk niet alleen door deze factoren worden gemedieerd.
5. Mechanismen: Meer dan Alleen Zout, Suiker en Vet
De gezondheidseffecten van ultra-bewerkt voedsel kunnen niet volledig worden verklaard door hun vaak hoge gehaltes aan zout, suiker en verzadigd vet. Hoewel deze nutriënten zeker bijdragen aan de gezondheidsrisico’s, wijst recent onderzoek op diverse andere mechanismen die mogelijk een rol spelen. Een beter begrip van deze mechanismen is essentieel voor een genuanceerde beoordeling van UPF en voor het ontwikkelen van effectieve strategieën om de gezondheidsrisico’s te beperken.
Voedselmatrix en Structuur
Een centraal concept in het begrijpen van UPF-effecten is de degradatie van de natuurlijke voedselmatrix. Zoals Fardet (2024) benadrukt, is het kernparadigma van ultra-processing de extreme afbraak van de oorspronkelijke voedselstructuur en de daaropvolgende ‘artificialisatie’ van de matrix. Natuurlijke, minimaal bewerkte voedingsmiddelen hebben complexe, driedimensionale structuren waarin nutriënten zijn ingebed in cellulaire netwerken. Deze intacte matrices beïnvloeden de vertering, absorptie en metabole respons op voedsel.
Bij ultra-processing worden deze natuurlijke structuren verstoord of volledig vernietigd. Ingrediënten worden geïsoleerd, gefractioneerd en vervolgens gerecombineerd in nieuwe, kunstmatige structuren. Dit proces kan leiden tot:
- Veranderde verteringskinetiek: Voedsel met intacte cellulaire structuren wordt langzamer verteerd, wat leidt tot geleidelijkere nutriëntabsorptie en minder extreme postprandiale metabole responsen. UPF daarentegen wordt vaak sneller verteerd, wat kan leiden tot snellere glucose- en insulinepieken.
- Verminderde verzadiging: Intacte voedselstructuren vereisen meer kauwwerk en langere orale verwerking, wat de verzadiging bevordert door verhoogde oro-sensorische blootstelling. De vaak zachtere, gemakkelijker te consumeren textuur van UPF kan leiden tot snellere consumptie en verminderde verzadigingssignalen, zoals aangetoond in het RESTRUCTURE-project.
- Veranderde biobeschikbaarheid van nutriënten: De natuurlijke matrix van voedsel kan de absorptie van bepaalde nutriënten moduleren. Bijvoorbeeld, de vezelmatrix in fruit vertraagt de absorptie van fructose, terwijl in frisdranken de fructose direct beschikbaar is voor absorptie.
Het belang van de voedselmatrix wordt ondersteund door studies die aantonen dat zelfs wanneer de macronutriëntensamenstelling identiek is, zoals in Hall’s 2019 studie, UPF nog steeds leidt tot hogere energie-inname en gewichtstoename vergeleken met onbewerkt voedsel.
Synthetische Chemicaliën en Additieven
Een ander belangrijk mechanisme betreft de aanwezigheid van synthetische chemicaliën in UPF, waaronder voedseladditieven en stoffen die migreren uit verpakkingsmaterialen. Het recente overzichtsartikel in Nature Medicine door Muncke et al. (2025) belicht de potentiële gezondheidsimpact van deze chemicaliën.
Voedseladditieven zoals emulgatoren, kunstmatige zoetstoffen, conserveermiddelen en smaakversterkers worden routinematig gebruikt in UPF. Hoewel deze individueel zijn goedgekeurd als veilig voor menselijke consumptie, groeit de bezorgdheid over hun cumulatieve en interactieve effecten, vooral bij langdurige blootstelling. Preklinische studies suggereren dat bepaalde emulgatoren, zoals carboxymethylcellulose en polysorbaat-80, de darmbarrièrefunctie kunnen verstoren en de samenstelling van het darmmicrobioom kunnen veranderen, wat leidt tot verhoogde darmpermeabiliteit en systemische ontsteking.
Kunstmatige zoetstoffen, vaak gebruikt in ‘light’ UPF-producten, zijn ook onderwerp van toenemend onderzoek. Sommige studies suggereren dat ze de glucosetolerantie kunnen beïnvloeden door veranderingen in het darmmicrobioom, hoewel het bewijs nog niet eenduidig is.
Naast intentioneel toegevoegde additieven kunnen UPF ook niet-intentionele contaminanten bevatten die migreren uit verpakkingsmaterialen. Deze zogenaamde voedselverpakkingschemicaliën (Food Contact Chemicals, FCCs) omvatten stoffen zoals bisfenolen, ftalaten en per- en polyfluoralkylstoffen (PFAS). Veel van deze stoffen zijn bekend als hormoonverstoorders die zelfs bij lage doses endocriene systemen kunnen beïnvloeden. Muncke et al. (2025) wijzen erop dat mensen breed worden blootgesteld aan deze chemicaliën via voedsel, en dat de toenemende consumptie van UPF, die vaak in contact komt met diverse verpakkingsmaterialen tijdens productie, opslag en consumptie, bijdraagt aan deze blootstelling.
Het is belangrijk op te merken dat de gezondheidseffecten van veel van deze chemicaliën nog niet volledig zijn opgehelderd, vooral bij langdurige blootstelling aan lage doses en complexe mengsels. Dit is een gebied waar meer onderzoek dringend nodig is.
Eetgedrag en Verzadiging
UPF kan ook de gezondheid beïnvloeden door effecten op eetgedrag en verzadigingsmechanismen. Hall’s experimentele studies hebben aangetoond dat UPF-consumptie geassocieerd is met:
- Hogere eetsnelheid: Deelnemers consumeerden UPF-maaltijden ongeveer 17 kcal/min sneller dan onbewerkte maaltijden, mogelijk door de zachtere textuur die minder kauwwerk vereist.
- Veranderde hormoonresponsen: Niveaus van het verzadigingshormoon PYY waren lager tijdens de UPF-dieetfase, terwijl het hongerhormoon ghreline minder sterk daalde na UPF-maaltijden vergeleken met onbewerkte maaltijden.
- Hyperpalatabiliteit: De combinatie van vet, suiker, zout en smaakversterkers in veel UPF kan leiden tot verhoogde smaakplezier en mogelijk verslavingsachtig eetgedrag, hoewel Hall’s nieuwste onderzoek suggereert dat dit effect kan worden gemitigeerd.
Deze gedragsmatige en hormonale effecten kunnen samen bijdragen aan passieve overconsumptie, waarbij mensen meer eten dan ze nodig hebben zonder zich daar volledig van bewust te zijn.
Darmmicrobioom en Ontsteking
Een opkomend onderzoeksgebied betreft de effecten van UPF op het darmmicrobioom en ontstekingsprocessen. Het darmmicrobioom, de complexe gemeenschap van micro-organismen die in onze darmen leeft, speelt een cruciale rol bij diverse aspecten van gezondheid, waaronder immuunfunctie, metabolisme en zelfs mentale gezondheid.
Verschillende componenten van UPF kunnen het darmmicrobioom negatief beïnvloeden:
- Laag vezelgehalte: Veel UPF is arm aan voedingsvezels, die dienen als voedsel voor gunstige darmbacteriën. Een dieet rijk aan UPF kan leiden tot verminderde microbiële diversiteit.
- Emulgatoren en andere additieven: Zoals eerder vermeld, kunnen bepaalde voedseladditieven de samenstelling en functie van het darmmicrobioom verstoren.
- Hoog gehalte aan geraffineerde koolhydraten: Deze kunnen de groei van potentieel schadelijke bacteriën bevorderen ten koste van gunstige soorten.
Veranderingen in het darmmicrobioom kunnen leiden tot verhoogde darmpermeabiliteit (lekkende darm), waardoor bacteriële endotoxinen de bloedbaan kunnen binnendringen en systemische ontsteking veroorzaken. Chronische laaggradige ontsteking wordt beschouwd als een gemeenschappelijk pad waardoor voedingsfactoren diverse chronische ziekten kunnen beïnvloeden, waaronder obesitas, type 2 diabetes, hart- en vaatziekten en mogelijk zelfs bepaalde mentale gezondheidsproblemen.
Enkele cross-sectionele studies hebben associaties gerapporteerd tussen UPF-consumptie en ontstekingsmarkers zoals C-reactief proteïne en interleukine-6. Deze ontstekingstoestand zou kunnen bijdragen aan insulineresistentie, endotheeldisfunctie en andere pathofysiologische processen die ten grondslag liggen aan chronische ziekten.
Holistische Benadering van Ultra-processing
Fardet (2024) pleit voor een holistische benadering van ultra-processing, waarbij niet alleen naar individuele ingrediënten of mechanismen wordt gekeken, maar naar het gehele systeem van voedselproductie, -consumptie en -effecten. Hij identificeert vier holistische niveaus voor analyse:
- De voedselmatrix: De fysieke structuur en organisatie van voedselcomponenten.
- Het voedingspatroon: De combinatie en verhouding van verschillende voedingsmiddelen in het dieet.
- Het voedselsysteem: De productie, verwerking, distributie en marketing van voedsel.
- Voedselscoring: De methoden om de voedingskwaliteit en gezondheidseffecten van voedsel te beoordelen.
Deze holistische benadering erkent dat de gezondheidseffecten van UPF niet kunnen worden gereduceerd tot één enkel mechanisme of component, maar voortkomen uit de complexe interactie tussen diverse factoren. Het benadrukt ook dat oplossingen niet alleen moeten focussen op productreformulering (zoals het verminderen van zout, suiker of vet), maar op fundamentelere veranderingen in hoe voedsel wordt geproduceerd, verwerkt en geconsumeerd.
Kritische Evaluatie van Mechanistische Bewijzen
Hoewel er groeiend bewijs is voor diverse mechanismen waardoor UPF de gezondheid kan beïnvloeden, is het belangrijk om enkele beperkingen van het huidige onderzoek te erkennen:
- Beperkt humaan onderzoek: Veel van de mechanistische inzichten komen uit diermodellen of in vitro studies, waarvan de relevantie voor menselijke gezondheid niet altijd duidelijk is.
- Complexe interacties: De verschillende mechanismen interageren op complexe wijze, wat het moeilijk maakt om de relatieve bijdrage van elk mechanisme te bepalen.
- Heterogeniteit van UPF: Verschillende typen UPF kunnen via verschillende mechanismen werken, wat generaliseringen bemoeilijkt.
- Individuele variabiliteit: Er is aanzienlijke variatie in hoe individuen reageren op voedingsinterventies, mogelijk door genetische, microbiële of leefstijlfactoren.
Ondanks deze beperkingen biedt het groeiende mechanistische inzicht een biologisch plausibele basis voor de epidemiologische associaties tussen UPF-consumptie en diverse gezondheidsuitkomsten. Het onderstreept ook dat de gezondheidseffecten van voedsel niet kunnen worden gereduceerd tot hun nutriëntensamenstelling alleen, maar dat de mate en aard van voedselbewerking een onafhankelijke invloed kunnen hebben op gezondheid.
6. Nuances en Kritische Kanttekeningen: Voorbij Dogmatisme
In het wetenschappelijke en maatschappelijke debat over ultra-bewerkt voedsel (UPF) is het essentieel om voorbij simplistische dichotomieën te kijken en belangrijke nuances te erkennen. Hoewel de groeiende bewijslast voor de nadelige gezondheidseffecten van UPF serieus moet worden genomen, is een genuanceerde benadering noodzakelijk om dogmatisme te vermijden en effectieve strategieën te ontwikkelen voor voedingsbeleid en individuele keuzes.
Heterogeniteit binnen de UPF-categorie
Een cruciale nuance is de aanzienlijke heterogeniteit binnen de UPF-categorie. Zoals Kesaite et al. (2025) aantonen in hun analyse van de Britse voedingsconsumptie, hebben verschillende typen UPF verschillende voedingsprofielen. Niet alle UPF is rijk aan vet, zout of suiker, en sommige producten die als UPF worden geclassificeerd kunnen relatief gunstige nutriëntenprofielen hebben.
Deze heterogeniteit heeft belangrijke implicaties voor zowel onderzoek als beleid. Epidemiologische studies die alle UPF als één categorie behandelen, kunnen belangrijke verschillen in gezondheidseffecten tussen verschillende typen UPF over het hoofd zien. Beleidsmaatregelen die zich richten op UPF als geheel, zonder onderscheid te maken tussen verschillende producten, kunnen onbedoelde gevolgen hebben of minder effectief zijn dan gerichte interventies.
Het is ook belangrijk op te merken dat de NOVA-classificatie, hoewel waardevol, niet perfect is en soms arbitrair kan lijken in grensgevallen. Bijvoorbeeld, sommige minimaal bewerkte voedingsmiddelen met één of twee additieven kunnen als UPF worden geclassificeerd, terwijl sommige sterk bewerkte producten met weinig additieven mogelijk niet als zodanig worden gecategoriseerd. Deze classificatieproblemen kunnen leiden tot verwarring bij consumenten en inconsistenties in onderzoek.
“Gezonde” UPF: Een Paradox?
Fardet (2024) wijst op een interessante paradox in de voedingsmarkt: de opkomst van zogenaamde “gezonde” UPF. Deze categorie omvat producten die worden gepromoot met diverse gezondheidsclaims, zoals:
- Plantaardige vleesvervangers en zuivelalternatieven
- Biologische UPF-producten
- Veganistische UPF-producten
- Glutenvrije UPF-producten
- Met micronutriënten verrijkte UPF-producten
- “Light” of caloriearm UPF
Fardet noemt deze categorie treffend “hoogwaardige junkfood”, omdat ze weliswaar bepaalde gezondheidsclaims dragen, maar fundamenteel nog steeds lijden aan de nadelen van extreme bewerking en matrixdegradatie. Deze producten illustreren de complexiteit van voedingskeuzes in de moderne voedselomgeving, waar gezondheid, duurzaamheid, ethiek en smaakvoorkeuren vaak met elkaar verweven zijn.
Het is belangrijk om kritisch te blijven op marketingclaims die de aandacht afleiden van de bewerkingsgraad door te focussen op specifieke nutriënten of eigenschappen. Bijvoorbeeld, een veganistische ultrabewerkte vleesvervanger kan worden gepromoot als milieuvriendelijk en cholesterolvrij, maar kan nog steeds hoog zijn in natrium, bewerkte oliën en additieven, en de nadelen hebben van een volledig geartificialiseerde voedselmatrix.
Reformulering van UPF: Potentieel en Beperkingen
Hall’s nieuwste onderzoek biedt interessante inzichten in het potentieel van productreformulering. Door zowel de energiedichtheid als de hyperpalatabiliteit van UPF te verminderen, kon de ad libitum energie-inname bijna worden genormaliseerd, ondanks het feit dat meer dan 80% van de calorieën nog steeds afkomstig was van ultra-bewerkte voedingsmiddelen. Dit suggereert dat niet alle aspecten van ultra-processing even problematisch zijn voor energiebalans en gewichtsbeheersing.
Deze bevinding opent mogelijkheden voor productreformulering als een strategie om de nadelige effecten van UPF te verminderen. Door de energiedichtheid te verlagen (bijvoorbeeld door water- of vezelgehalte te verhogen) en hyperpalatabiliteit te matigen (door extreme combinaties van vet, zout en suiker te vermijden), zouden fabrikanten UPF kunnen produceren die minder waarschijnlijk leidt tot passieve overconsumptie.
Echter, het is belangrijk om de beperkingen van deze benadering te erkennen. Ten eerste richt Hall’s onderzoek zich primair op energie-inname en gewichtsverandering, terwijl andere potentiële gezondheidseffecten van UPF (zoals effecten op het darmmicrobioom, ontstekingsprocessen, of blootstelling aan synthetische chemicaliën) mogelijk niet worden aangepakt door deze specifieke reformuleringen. Ten tweede blijft de fundamentele kwestie van matrixdegradatie en -artificialisatie bestaan, zelfs in gereformuleerde producten.
Bovendien is het belangrijk op te merken dat Hall’s observatie dat alleen de minimaal bewerkte dieetgroep lichaamsvet verloor, terwijl het UPF-gewichtsverlies afkomstig was van vetvrije massa, wijst op potentiële metabole verschillen die niet eenvoudig kunnen worden opgelost door reformulering.
Sociaaleconomische en Culturele Context
Een vaak over het hoofd gezien aspect in het UPF-debat is de sociaaleconomische en culturele context waarin voedingskeuzes worden gemaakt. UPF-consumptie is niet gelijkmatig verdeeld over sociaaleconomische groepen, met hogere consumptieniveaus vaak waargenomen in groepen met lagere inkomens en opleidingsniveaus. Dit weerspiegelt complexe factoren zoals:
- Betaalbaarheid: UPF is vaak goedkoper per calorie dan vers, minimaal bewerkt voedsel
- Toegankelijkheid: Voedselwoestijnen in achtergestelde gebieden beperken toegang tot vers voedsel
- Tijdsdruk: Lange werkdagen en pendeltijden beperken de tijd beschikbaar voor voedselbereiding
- Marketingblootstelling: Gerichte marketing van UPF naar specifieke demografische groepen
- Culturele verschuivingen: Verlies van traditionele voedselbereidingskennis en -praktijken
Deze factoren onderstrepen dat UPF-consumptie niet simpelweg een kwestie is van individuele keuze of gebrek aan kennis, maar is ingebed in bredere sociaaleconomische structuren en systemen. Effectieve strategieën om UPF-consumptie te verminderen moeten daarom verder gaan dan individuele voorlichting en ook structurele barrières voor gezonde voeding aanpakken.
Praktische Uitdagingen bij het Verminderen van UPF-consumptie
Voor individuen die hun UPF-consumptie willen verminderen, bestaan er diverse praktische uitdagingen:
- Identificatie: Het kan moeilijk zijn om UPF te identificeren, vooral voor producten die als “gezond” worden gepromoot of wanneer ingrediëntenlijsten complex en ondoorzichtig zijn.
- Alternatieven: Toegang tot betaalbare, gemakkelijke alternatieven voor UPF kan beperkt zijn, vooral in bepaalde geografische gebieden of voor mensen met specifieke dieetvereisten.
- Vaardigheden: Basisvaardigheden voor voedselbereiding, die nodig zijn om minimaal bewerkte ingrediënten om te zetten in maaltijden, zijn niet universeel.
- Tijd en energie: De bereiding van maaltijden van minimaal bewerkte ingrediënten vereist doorgaans meer tijd en energie dan het consumeren van kant-en-klare UPF.
- Sociale normen: In omgevingen waar UPF-consumptie de norm is, kan het sociaal uitdagend zijn om andere voedingskeuzes te maken.
Deze praktische uitdagingen onderstrepen het belang van realistische, graduele benaderingen voor voedingsverandering, in plaats van absolutistische of dogmatische standpunten die mogelijk niet haalbaar zijn voor veel mensen.
Balans tussen Voedingswetenschap en Voedingsindustrie
Het debat over UPF wordt verder gecompliceerd door de complexe relatie tussen voedingswetenschap en de voedingsindustrie. Aan de ene kant heeft de industrie een legitieme rol in het voeden van de wereldbevolking en kan ze bijdragen aan innovatieve oplossingen voor voedingsuitdagingen. Aan de andere kant kunnen commerciële belangen soms in conflict komen met volksgezondheidsbelangen, wat leidt tot situaties waarin marketing en productformulering worden gestuurd door winstgevendheid in plaats van gezondheid.
Deze spanning is zichtbaar in de recente controverse rond Kevin Hall’s onderzoek, zoals gerapporteerd in de New York Times en AP News in 2025. Hall’s werk over UPF heeft kritiek gekregen van bepaalde industriebelangen, wat vragen oproept over de invloed van commerciële belangen op voedingsonderzoek en -beleid.
Een genuanceerde benadering erkent de legitieme rol van de voedingsindustrie, maar benadrukt ook het belang van transparantie, onafhankelijk onderzoek en robuuste regelgeving om de volksgezondheid te beschermen. Het vermijdt zowel onkritische acceptatie van industrieclaims als demonisering van alle industriële voedselproductie.
Risico’s van Dogmatische Standpunten en Voedselangst
Een laatste belangrijke nuance betreft de potentiële risico’s van dogmatische standpunten over UPF. Hoewel de bewijslast voor de nadelige gezondheidseffecten van UPF aanzienlijk is, kan een te absolutistische benadering leiden tot:
- Voedselangst: Overmatige bezorgdheid over voedselkeuzes die kan leiden tot ongezonde relaties met voedsel of zelfs bijdragen aan eetstoornis-gerelateerd gedrag.
- Schuldgevoel en schaamte: Moralisering van voedselkeuzes die contraproductief kan zijn voor gedragsverandering en mentaal welzijn.
- Polarisatie: Verharding van standpunten die constructieve dialoog en pragmatische oplossingen belemmert.
- Verwaarlozing van andere factoren: Overmatige focus op UPF ten koste van aandacht voor andere belangrijke determinanten van gezondheid, zoals fysieke activiteit, slaap, stress en sociale verbondenheid.
Een genuanceerde benadering erkent de complexiteit van voedingskeuzes in de moderne wereld en streeft naar evenwichtige, wetenschappelijk onderbouwde perspectieven die rekening houden met zowel de bewijslast voor gezondheidsrisico’s als de praktische realiteiten van het dagelijks leven. Het vermijdt simplistische dichotomieën van “goed” versus “slecht” voedsel en erkent dat voedingskeuzes worden gemaakt binnen bredere contexten van beschikbaarheid, betaalbaarheid, culturele praktijken en individuele omstandigheden.
7. Conclusie en Toekomstperspectieven: Een Genuanceerde Benadering
Het wetenschappelijk onderzoek naar ultra-bewerkt voedsel (UPF) heeft de afgelopen vijftien jaar een indrukwekkende ontwikkeling doorgemaakt. Van een relatief obscuur classificatiesysteem is het uitgegroeid tot een belangrijk onderzoeksgebied met substantiële implicaties voor volksgezondheid, voedingsbeleid en individuele voedingskeuzes. In dit artikel hebben we getracht een kritische, genuanceerde analyse te bieden van de huidige stand van de wetenschap, waarbij we zowel de groeiende bewijslast voor de nadelige gezondheidseffecten van UPF erkennen als belangrijke nuances en kritische kanttekeningen belichten.
De epidemiologische bewijslast voor associaties tussen UPF-consumptie en diverse gezondheidsuitkomsten is aanzienlijk en consistent. De recente umbrella review van Lane et al. (2024) vond overtuigend bewijs voor verbanden met cardiovasculaire sterfte, type 2 diabetes en mentale gezondheidsuitkomsten, evenals sterk suggestief bewijs voor associaties met totale mortaliteit, obesitas en andere aandoeningen. Deze associaties worden verder ondersteund door dosis-respons relaties, waarbij elke 10% toename in UPF-consumptie geassocieerd is met een incrementeel hoger risico.
Experimenteel bewijs, met name het baanbrekende werk van Kevin Hall en collega’s, biedt causale ondersteuning voor ten minste één mechanisme: UPF leidt tot passieve overconsumptie en gewichtstoename in gecontroleerde omstandigheden. Hall’s nieuwste onderzoek nuanceert dit beeld door aan te tonen dat specifieke eigenschappen zoals energiedichtheid en hyperpalatabiliteit belangrijke mediatoren zijn van dit effect, en dat niet alle UPF inherent problematisch is voor energiebalans.
De mechanismen waardoor UPF de gezondheid beïnvloedt, gaan verder dan alleen de bekende effecten van hoge gehaltes aan zout, suiker en verzadigd vet. Degradatie van de voedselmatrix, aanwezigheid van synthetische chemicaliën en additieven, effecten op eetgedrag en verzadiging, en invloeden op het darmmicrobioom en ontstekingsprocessen spelen allemaal een potentiële rol. Deze mechanismen onderstrepen dat de bewerkingsgraad van voedsel een onafhankelijke invloed kan hebben op gezondheid, los van de nutriëntensamenstelling.
Tegelijkertijd is het essentieel om belangrijke nuances te erkennen. De UPF-categorie is heterogeen, met aanzienlijke verschillen in voedingsprofielen en potentiële gezondheidseffecten tussen verschillende producten. De opkomst van zogenaamde “gezonde” UPF illustreert de complexiteit van moderne voedingskeuzes, waar gezondheid, duurzaamheid, ethiek en smaakvoorkeuren vaak met elkaar verweven zijn. Productreformulering biedt potentieel om sommige nadelige effecten te verminderen, maar heeft ook beperkingen. En de sociaaleconomische en culturele context waarin voedingskeuzes worden gemaakt, kan niet worden genegeerd.
Implicaties voor Onderzoek, Beleid en Praktijk
Op basis van deze analyse kunnen we enkele implicaties identificeren voor toekomstig onderzoek, beleid en praktijk:
Voor onderzoek: – Meer experimentele studies zijn nodig om causale verbanden en mechanismen verder te verhelderen, met name voor gezondheidsuitkomsten buiten obesitas en energiebalans. – Onderzoek naar de heterogeniteit binnen de UPF-categorie kan helpen identificeren welke specifieke aspecten van ultra-processing het meest problematisch zijn voor de gezondheid. – Longitudinale studies met gedetailleerde voedingsbeoordelingen en biomarkers kunnen helpen de langetermijneffecten van UPF-consumptie beter te begrijpen. – Interdisciplinair onderzoek dat voedingswetenschap, gedragswetenschap, sociologie en economie integreert, kan de complexe determinanten van UPF-consumptie beter in kaart brengen.
Voor beleid: – Een genuanceerde benadering die rekening houdt met de heterogeniteit van UPF kan effectiever zijn dan een one-size-fits-all aanpak. – Beleid dat zich richt op het verbeteren van de toegankelijkheid en betaalbaarheid van minimaal bewerkt voedsel kan belangrijker zijn dan alleen het ontmoedigen van UPF-consumptie. – Transparantie in voedingsetikettering, inclusief informatie over bewerkingsgraad, kan consumenten helpen geïnformeerde keuzes te maken. – Regulering van voedselmarketing, vooral gericht op kinderen, kan helpen de vraag naar UPF te verminderen.
Voor praktijk: – Voedingsvoorlichting die de bewerkingsgraad van voedsel benadrukt naast traditionele focus op nutriënten kan een meer holistisch perspectief bieden. – Praktische strategieën voor het verminderen van UPF-consumptie moeten rekening houden met de realiteiten van modern leven, inclusief tijdsdruk en budgetbeperkingen. – Een graduele, niet-dogmatische benadering die kleine, haalbare veranderingen aanmoedigt, kan effectiever zijn dan absolutistische standpunten.
Balans tussen Voorzorgsprincipe en Pragmatisme
In het navigeren van de complexe kwesties rond UPF en gezondheid is een balans tussen het voorzorgsprincipe en pragmatisme waardevol. Het voorzorgsprincipe suggereert dat bij substantieel bewijs voor potentiële schade, zelfs zonder volledige wetenschappelijke zekerheid, voorzorgsmaatregelen gerechtvaardigd zijn. De aanzienlijke en consistente bewijslast voor associaties tussen UPF en diverse gezondheidsuitkomsten, ondersteund door plausibele mechanismen en experimenteel bewijs, rechtvaardigt een voorzichtige benadering.
Tegelijkertijd vereist pragmatisme erkenning van de realiteiten van modern leven en de complexe factoren die voedingskeuzes beïnvloeden. Een te dogmatische of absolutistische benadering kan contraproductief zijn, leiden tot voedselangst, of simpelweg onhaalbaar zijn voor veel mensen.
Een genuanceerde middenweg erkent de substantiële bewijslast voor de gezondheidsrisico’s van UPF en moedigt vermindering van UPF-consumptie aan waar mogelijk, maar doet dit op een manier die rekening houdt met individuele omstandigheden, sociaaleconomische realiteiten en de complexiteit van het moderne voedselsysteem. Het vermijdt moralisering van voedselkeuzes en erkent dat perfectie niet het doel is, maar eerder verbetering en bewustwording.
Slotbeschouwing
De wetenschap rond ultra-bewerkt voedsel blijft zich ontwikkelen, en ons begrip van de gezondheidseffecten en onderliggende mechanismen zal ongetwijfeld verder verfijnen in de komende jaren. Wat nu al duidelijk is, is dat de bewerkingsgraad van voedsel een belangrijke determinant van gezondheid is die niet kan worden genegeerd in voedingswetenschap, -beleid en -praktijk.
Een kritische, genuanceerde benadering die zowel de substantiële bewijslast erkent als belangrijke nuances en contextuele factoren, biedt de beste basis voor vooruitgang in dit gebied. Door dogmatisme te vermijden en complexiteit te omarmen, kunnen we werken naar voedingssystemen en -praktijken die zowel gezondheid bevorderen als passen binnen de realiteiten van het moderne leven.
Bronvermelding
Adjibade, M., Julia, C., Allès, B., Touvier, M., Lemogne, C., Srour, B., Hercberg, S., Galan, P., Assmann, K. E., & Kesse-Guyot, E. (2019). Prospective association between ultra-processed food consumption and incident depressive symptoms in the French NutriNet-Santé cohort. BMC Medicine, 17(1), 78. https://doi.org/10.1186/s12916-019-1312-y
Chazelas, E., Deschasaux, M., Srour, B., Kesse-Guyot, E., Julia, C., Alles, B., Druesne-Pecollo, N., Galan, P., Hercberg, S., Latino-Martel, P., Esseddik, Y., Szabo de Edelenyi, F., Slamich, P., Gigandet, S., & Touvier, M. (2020). Food additives: distribution and co-occurrence in 126,000 food products of the French market. Scientific Reports, 10(1), 3980. https://doi.org/10.1038/s41598-020-60948-w
Chen, X., Zhang, Z., Yang, H., Qiu, P., Wang, H., Wang, F., Zhao, Q., Fang, J., & Nie, J. (2020). Consumption of ultra-processed foods and health outcomes: a systematic review of epidemiological studies. Nutrition Journal, 19(1), 86. https://doi.org/10.1186/s12937-020-00604-1
Elizabeth, L., Machado, P., Zinöcker, M., Baker, P., & Lawrence, M. (2020). Ultra-Processed Foods and Health Outcomes: A Narrative Review. Nutrients, 12(7), 1955. https://doi.org/10.3390/nu12071955
Fardet, A. (2024). Ultra-processing should be understood as a holistic issue, from food matrix, to dietary patterns, food scoring, and food systems. Journal of Food Science, 89(7), 4563-4573. https://doi.org/10.1111/1750-3841.17139
Forde, C. G., Mars, M., & de Graaf, K. (2020). Ultra-processing or oral processing? A role for energy density and eating rate in moderating energy intake from processed foods. Current Developments in Nutrition, 4(3), nzaa019. https://doi.org/10.1093/cdn/nzaa019
Geueke, B., Groh, K., Muncke, J., Trier, X., & Maffini, M. V. (2023). Systematic evidence on migrating and extractable food contact chemicals: most chemicals detected in food contact materials are not listed for use. Critical Reviews in Food Science and Nutrition, 63(28), 9425-9435. https://doi.org/10.1080/10408398.2022.2067828
Hall, K. D., Ayuketah, A., Brychta, R., Cai, H., Cassimatis, T., Chen, K. Y., Chung, S. T., Costa, E., Courville, A., Darcey, V., Fletcher, L. A., Forde, C. G., Gharib, A. M., Guo, J., Howard, R., Joseph, P. V., McGehee, S., Ouwerkerk, R., Raisinger, K., … Zhou, M. (2019). Ultra-Processed Diets Cause Excess Calorie Intake and Weight Gain: An Inpatient Randomized Controlled Trial of Ad Libitum Food Intake. Cell Metabolism, 30(1), 67-77.e3. https://doi.org/10.1016/j.cmet.2019.05.008
Hall, K. D., & Kahan, S. (2021). Maintenance of Lost Weight and Long-Term Management of Obesity. Medical Clinics of North America, 105(1), 149-160. https://doi.org/10.1016/j.mcna.2020.08.013
Heindel, J. J., Howard, S., Agay-Shay, K., Arrebola, J. P., Audouze, K., Babin, P. J., Barouki, R., Bansal, A., Blanc, E., Cave, M. C., Chatterjee, S., Chevalier, N., Choudhury, M., Collier, D., Connolly, L., Coumoul, X., Garruti, G., Gilbertson, M., Hoepner, L. A., … Zoeller, R. T. (2022). Obesity II: establishing causal links between chemical exposures and obesity. Biochemical Pharmacology, 199, 115015. https://doi.org/10.1016/j.bcp.2022.115015
Kesaite, V., Cade, J. E., & Hancock, N. (2025). Overlap between ultra-processed foods and foods high in fat, salt or sugar: analysis of the UK National Diet and Nutrition Survey. BMJ Nutrition, Prevention & Health, 8(1), e001035. https://doi.org/10.1136/bmjnph-2024-001035
Lane, M. M., Gamage, E., Travica, N., Dissanayaka, T., Ashtree, D. N., Gauci, S., Lotfaliany, M., O’Neil, A., Jacka, F. N., & Marx, W. (2024). Ultra-processed food exposure and adverse health outcomes: umbrella review of epidemiological meta-analyses. BMJ, 384, e077310. https://doi.org/10.1136/bmj-2023-077310
Marfella, R., Sardu, C., Maggi, P., Paolisso, P., Rizzo, M. R., Barbieri, M., Gambardella, A., Sasso, F. C., Scisciola, L., Trotta, M. C., Galdiero, M., Minicucci, F., Caruso, G., Mauro, C., Paolisso, G., & Sforza, A. (2024). Microplastics and nanoplastics in atheromas and cardiovascular events. New England Journal of Medicine, 390(10), 900-910. https://doi.org/10.1056/NEJMoa2308207
Monteiro, C. A., Cannon, G., Moubarac, J. C., Levy, R. B., Louzada, M. L. C., & Jaime, P. C. (2018). The UN Decade of Nutrition, the NOVA food classification and the trouble with ultra-processing. Public Health Nutrition, 21(1), 5-17. https://doi.org/10.1017/S1368980017000234
Moors, R. (2025, January 20). Losing weight on a UPF diet? New research unpacks the causes of overeating. Fi Global Insights. https://insights.figlobal.com/ultra-processed-foods/losing-weight-on-a-upf-diet-new-research-unpacks-the-causes-of-overeating
Muncke, J., Andersson, A. M., Backhaus, T., Boucher, J. M., Carney Almroth, B., Castillo Castillo, A., Chevrier, J., Demeneix, B. A., Emmanuel, J. A., Fini, J. B., Gee, D., Geueke, B., Groh, K., Heindel, J. J., Houlihan, J., Kassotis, C. D., Kwiatkowski, C. F., Lefferts, L. Y., Maffini, M. V., … Scheringer, M. (2020). Impacts of food contact chemicals on human health: a consensus statement. Environmental Health, 19(1), 25. https://doi.org/10.1186/s12940-020-0572-5
Muncke, J., Touvier, M., Trasande, L., & Scheringer, M. (2025). Health impacts of exposure to synthetic chemicals in food. Nature Medicine, 31, 1431-1443. https://doi.org/10.1038/s41591-025-03697-5
Pagliai, G., Dinu, M., Madarena, M. P., Bonaccio, M., Iacoviello, L., & Sofi, F. (2021). Consumption of ultra-processed foods and health status: a systematic review and meta-analysis. British Journal of Nutrition, 125(3), 308-318. https://doi.org/10.1017/S0007114520002688
Srour, B., Fezeu, L. K., Kesse-Guyot, E., Allès, B., Méjean, C., Andrianasolo, R. M., Chazelas, E., Deschasaux, M., Hercberg, S., Galan, P., Monteiro, C. A., Julia, C., & Touvier, M. (2019). Ultra-processed food intake and risk of cardiovascular disease: prospective cohort study (NutriNet-Santé). BMJ, 365, l1451. https://doi.org/10.1136/bmj.l1451
Trasande, L., Shaffer, R. M., & Sathyanarayana, S. (2018). Food additives and child health. Pediatrics, 142(2), e20181410. https://doi.org/10.1542/peds.2018-1410
Woodruff, T. J. (2024). Health effects of fossil fuel-derived endocrine disruptors. New England Journal of Medicine, 390(10), 922-933. https://doi.org/10.1056/NEJMra2304409
Yates, J., Deeney, M., Caulfield, M. P., Van Tulleken, C., Hopkinson, N. S., & Malone-Lee, J. (2021). A systematic scoping review of environmental, food security and health impacts of food system plastics. Nature Food, 2(2), 80-87. https://doi.org/10.1038/s43016-021-00221-z
